Oorlogsverhalen, het verhaal van Walter, Bornem

Tachtig jaar geleden werd ons land geteisterd door de Tweede Wereldoorlog. Ook op onze regio drukte de oorlog zijn stempel. Nog maar enkelen kunnen de verhalen navertellen. Vier journalistiek- en videostudenten van de Thomas More hogeschool gingen op zoek naar verborgen oorlogsverhalen in onze regio. In woord & beeld brengen ze lokale getuigenissen, onbekend bij het grote publiek.

Wie hielp  Bill Grosvenor? De zoektocht naar Vlaamse verzetshelden 

Walter Verstraeten (83) kan met zijn warme stem wel uren praten over zijn spectaculaire leven. En spectaculair, dat is zeker het juiste woord. Toen hij in 1999 samen met Erwin Verholen het boek ‘Vleugels boven Klein-Brabant’ schreef, had hij nooit kunnen dromen dat er ooit een verfilming van één van die verhalen zou komen. Walter vertelt over zijn zoektocht naar het verhaal van Bill Grosvenor, een geallieerd piloot die in 1943 neerstortte in Mariekerke. Hoe één boek zo veel teweeg kon brengen is onwaarschijnlijk. En hoe één verhaal zo veel mensen kon samenbrengen, is nog onwaarschijnlijker.

Klein-Brabant (Bornem en omstreken) mag zich gelukkig prijzen met de precisie en het enthousiasme waarmee Walter Verstraeten samen met Erwin Verholen aan het werk ging om maar liefst twee boeken te schrijven over de luchtvaartgeschiedenis van Klein-Brabant. Al was dat volgens zijn vrouw toch een uitdaging. ‘Ik ben niet van de streek’, vertelt Walter, ‘dus toen ik mijn plan aan mijn vrouw vertelde, lachte die zich een kriek. “Wat gaat gij daar in godsnaam over kunnen vertellen?”, vroeg ze me. Twee boeken later heeft ze toch ingezien dat ik er heel wat over te vertellen had.’ Walters eerste boek ‘Vleugels boven Klein-Brabant’ schreef hij voor de heemkundige kring van Klein-Brabant en bevat luchtvaartverhalen uit de Tweede Wereldoorlog. Een van die verhalen zou achteraf gezien wel heel erg uitzonderlijk blijken.

Het begin: de zoektocht naar verhalen

De Heemkundige kring van Klein-Brabant vormt een goed startpunt voor Walter, aangezien daar een hoop nuttige documenten op hem  wachten. ‘Van alle vliegtuigen die zijn neergestort in België in de periode van september 1939 tot mei 1945, weet men alle details. Van de exacte plaatsen waar ze zijn neergestort tot wie de piloten waren.’, begint Walter. ‘De eerste stap was om te gaan praten met de eigenaar van de weiden. Ik merkte al snel dat dat niet zo evident was omdat ik niemand kende. Maar gelukkig had ik een kennis die wel uit de streek was, Erwin, die me graag wou helpen.’  Walter gaat met wat mensen in gesprek en al snel doet het verhaal de ronde dat er iemand nen boek aan het schrijven is over de streek. ‘De deuren gingen plots wagenwijd voor me open, verschillende getuigen kwamen zelf naar me toe met hun verhalen. Want als er een vliegtuig neerstort, komt daar uiteindelijk wel wat volk op af. En op die manier heb ik dus heel wat verhalen gevonden, waaronder ook dat van Bill Grosvenor.’

Een verhaal met een staartje

De publicatie van ‘Vleugels boven Klein-Brabant’ in 1999 gaat samen met een tentoonstelling. Het is een groot succes: heel wat mensen nemen de tijd om de expo te bezoeken. Een van de gepresenteerde verhalen is dat van een zweefvliegtuigje dat was neergestort op amper 200 meter van dat van piloot Bill Grosvenor. Datzelfde jaar gaat Walter naar de herdenkingsplechtigheid van de piloten van dat zweefvliegtuig. Hij leert dat ook de Amerikaanse Josephine Vella, de zus van één van die piloten, aanwezig is. ‘Ik besloot haar uit te nodigen voor mijn tentoonstelling. Daarna heb ik haar ook mijn boek cadeau gedaan, met het deel van het zweefvliegtuigje vertaald in het Engels. Ontroerd en trots nam ze het boek mee naar Amerika.’

Veertien dagen later vindt er in Texas een bijeenkomst plaats voor veteranen van de luchtmacht. Ook Josephine verschijnt daar, met het boek onder haar arm. Plots werpt een oudere man een blik op het verhaal van Bill, de piloot die neerstortte in Mariekerke. Verbaasd zegt hij haar: ‘That’s Bill. He’s somewhere around here.’ om vervolgens samen op zoek te gaan naar de veteraan. ‘Bill Grosvenor was samen met zijn zoon aanwezig op diezelfde bijeenkomst’, vertelt Walter. ‘Zijn zoon David probeerde al jaren meer te weten te komen over het oorlogsverleden van zijn vader, maar Bill weigerde er iets over te lossen.’ Als de twee thuiskomen, vraagt David opnieuw aan zijn vader hem te vertellen over zijn tijd bij de luchtmacht. Hierop gaat Bill naar de zolder. Hij komt terug met een wel heel speciaal boekje. ‘Dat boekje had Bill na de bevrijding laten rondgaan bij alle mensen die hem hielpen onderduiken. Al die mensen hadden daar hun adres en naam ingeschreven. David heeft toen contact met mij gezocht. Hij vroeg me of ik het zag zitten mee te werken aan een documentaire over het traject dat zijn vader tijdens WOII had afgelegd. Dat wou ik maar al te graag, maar er was wel een probleem: over Bills verhaal was er slechts anderhalve pagina aan informatie voorhanden. Ik moest dus dieper gaan graven.’

Wie hielp Bill Grosvenor?

Het vliegtuig van Amerikaan William “Bill” Dean Grosvenor stortte op 30 december 1943 neer in Mariekerke. Verschillende verzetsleden hielpen hem onderduiken. Het begon met een dame op de fiets, genaamd Elza Bauman-Raes. Zij zag hoe twee opportunisten Bills revolver probeerden stelen. Ze had horen vertellen over een piloot die neergestort was, maar ze kon geen Engels. Dus gaf ze hem met een knik het teken om haar te volgen. Later zal ze Walter vertellen dat ze niet wist wat haar bezielde, maar dat ze voelde dat ze deze man moest helpen. Bill volgde haar door de velden tot hij bij een boerderij aankwam. Enkele verzetsleden zeiden hem : ‘You are safe here.’ Zo begint voor Walter de zoektocht naar deze Vlaamse verzetshelden. ‘Ik vond de dochter van Elza terug. Ze heette Jeanne, en ze was in tranen. Nooit eerder had ze de kans gekregen haar verhaal te vertellen.’ En zo was er ook nog Marcel “Marc” Harnie, de man die Bill hielp onderduiken in Brussel. ‘Van hem werd verteld dat hij in Malderen woonde, dus stuurde ik een brief naar het gemeentebestuur in de hoop dat ze me met hem in contact konden brengen. Enkele dagen later nam hij zelf contact met me op. Hij was emotioneel, want Bill was in die tijd zijn Brother in arms geworden en hij wist eigenlijk helemaal niet wat er uiteindelijk met hem gebeurd was.’

Madame Drieghe

Walter probeert zo veel mogelijk getuigen te vinden om het verhaal van Bill zo goed mogelijk te reconstrueren. Als hij hoort dat Harnie ondergedoken zat bij een priester, zoekt hij familie van die priester op. Zo krijgt hij ook de namen van drie dames in zijn handen. ‘Ik zocht drie dames uit Brussel, maar die leken onvindbaar. De naam van één van de dames was “Drieghe”. De dames waren zo belangrijk in het hele gebeuren, dat ik besloot op te zoeken hoeveel adressen in Brussel er op die naam stonden. Dat bleken er 88 te zijn.’ Maar Walter twijfelt geen seconde en stuurt 88 brieven uit met de boodschap op zoek te zijn naar “madame Drieghe”. Een paar dagen later krijgt hij telefoon: ‘Monsieur, vous parlez de ma tante.’

De zogeheten tante Jeanne Drieghe leeft nog. Walter neemt meteen contact op.  Ze spreken af aan het station in Brussel. Hij zou Le Soir lezen en zij zou een rood kleedje dagen, met daarop een witte anjer. Zo zouden ze elkaar herkennen. Een dag voor zijn afspraak krijgt Walter telefoon. ‘Ze vroeg me of ik het erg zou vinden als er twee vriendinnen meekwamen. Toen ze me de namen van die twee vrouwen vertelde, wist ik meteen dat dit de dames waren waar ik al de hele tijd naar op zoek was.’

Last Best Hope

En daarmee zijn ze zover: de film kan gemaakt worden. In 2003 komt een team onder leiding van Bills zoon David naar België om de voorbereidingen te treffen. ‘De filmploeg had het idee om alleen het verhaal van Bill te vertellen. Maar ik had al een ontmoeting gepland met een aantal mensen die hem in die tijd geholpen hadden. Toen ze de verhalen hoorden van de andere oorlogsgetuigen, over hoe deze mensen hun leven hadden gegeven zodat dat van Bill gespaard zou blijven, waren ze onder de indruk. Die avond had ik gelukkig mijn pyjama al aan. Want plots stormde Ramona, één van de scenaristen bij me binnen. Ze zei me: “We zijn totaal fout bezig. Het is niet de bedoeling dat wij het verhaal van Bill Grosvenor gaan reconstrueren. We moeten een verhaal maken over al de mensen die Bill hebben geholpen.”‘

In juli keert de hele filmploeg terug naar België en beginnen de opnames. ‘Ik was logistiek verantwoordelijke. Zo zorgde ik ervoor dat we konden filmen in de gevangenis van Sint-Gilis.’ Bill had namelijk ondergedoken gezeten bij een lid van de gewapende weerstand. Toen hij dan toch in de handen van Duitsland viel, probeerden ze alles over dat verzet te weten te komen.  Maar omdat Bill van niets wist, kon hij niets vertellen, waarop ze hem in isolement staken. Bill had een hele maand opgesloten gezeten in een donkere cel waar hij niet kon zitten of liggen. Als foltertechniek, lieten de nazi’s fluisterende stemmen horen om hem te doen praten. Sint-Gillis werd vlak voor de bevrijding volledig ontruimd en alle gevangen werden op een trein richting Duitsland gezet. Bill zat samen met een andere man in een wagon. ‘Die man was ook op die bijeenkomst. Bill zag het op dat moment niet meer zitten: hij wou uit de trein springen. Maar die man heeft dat idee uit zijn hoofd gepraat. Gelukkig maar, want als hij uit die trein gesprongen was, hadden ze hem meteen doodgeschoten.’

De volgende dag werd Bill ondergebracht in het Metropole hotel in Brussel. Daar bevonden zich ook alle geheime diensten van de MIS en MI5. Elke piloot die binnenkwam werd ondervraagd over waar ze hadden gezeten en wie hen hadden geholpen. Maar ook de personen die de piloten binnen brachten, werden ondervraagd. Daar kwam Bill alle mensen tegen die hem hadden helpen onderduiken. ‘En hij vroeg iedereen om hun adres, om contact te houden. Die schreef hij allemaal op in een boekje dat hij nu aan zijn zoon had gegeven.’

Opgravingen

In 2004 keert de filmploeg voor een laatste keer terug. ‘Met hulp van wat invloedrijke vrienden had ik het gedaan gekregen dat het vliegtuig van Bill op 21 juli kon worden opgraven. De vliegtuigen die de overvlucht gingen doen in Brussel, gingen op onze Nationale feestdag over de plek vliegen waar wij aan het graven waren. Het moest toch wel net lukken dat net dat jaar die overvluchten niet doorgingen zeker.’ (lacht)

Première

In de daaropvolgende periode wordt de film gemonteerd en afgewerkt. Walter trekt naar Amerika om mee te helpen. In 2005 is de film klaar voor het grote publiek. De première zou plaatsvinden op 25 oktober. ‘Ik stelde het luchtvaartmuseum in Brussel voor. Er zou heel wat volk op af komen, dus als logistiek verantwoordelijke had ik wel wat werk. Er kwam 27 Amerikanen, waar ik dus een slaapplaats voor moest vinden. Ik dacht natuurlijk aan het Metropole hotel omwille van de emotionele waarde. Ik ben toen gaan babbelen met de hotelmanager en kreeg die kamers voor een goedkope prijs. Toen dat Bill hoorde dat hij in het Metropole ging slapen, wist hij niet waar hij het had.’ Bijna 30.000 mensen zijn aanwezig die avond. ‘Er waren heel weinig droge ogen, de film had een geweldige impact. En dan volgde er nog de receptie, waar Prins Filip ons kwam groeten. Op het laatste zei hij: “Dus gij zijt den Belg die deze film heeft gemaakt? Wilt gij me een kopie van die film geven voor Mathilde?” Ja, dat was een schitterende avond. Om nooit meer te vergeten.’

De documentaire van anderhalf uur is uiteindelijk in Amerika op meer dan 700 televisiestations op hetzelfde moment in première gegaan onder de naam ‘Last Best Hope.’  ‘Ik ben zeer blij dat de film er gekomen is. Ik ben er echt heel fier op.’

© Harte Van Eynde, Clara Braeckman, Marlies Machielsen & Dorien Ceulemans