Tachtig jaar geleden werd ons land geteisterd door de Tweede Wereldoorlog. Ook op onze regio drukte de oorlog zijn stempel. Nog maar enkelen kunnen de verhalen navertellen. Vier journalistiek- en videostudenten van de Thomas More hogeschool gingen op zoek naar verborgen oorlogsverhalen in onze regio. In woord & beeld brengen ze lokale getuigenissen, onbekend bij het grote publiek.
‘In de voetsporen van mijn vader’
Jules Callaerts is met zijn 93 jaar één van de laatste oorlogsgetuigen uit Lier. Zijn huis lijkt wel een museum van voorwerpen, medailles en foto’s uit de Tweede Wereldoorlog. Hij is trots op zijn militair verleden en kijkt tevreden terug op een in zijn ogen moeilijke maar ook gelukkige tijd. Jules was veertien toen de oorlog uitbrak en achttien toen hij naar het front vertrok in de hoop zijn vader, een verzetsman, terug te vinden.
1940
Europa valt stilaan in de handen van nazi- Duitsland en dat brengt de nodige angst met zich mee. In verschillende steden beslissen burgers de oorlog te ontvluchten. Onder hen ook Willem Callaerts: een bekende stadskapper uit Lier. Hij laat zijn dierbare kapsalon in de Mechelsestraat achter en vlucht. Samen met zijn twee zonen Jules en Emil en zijn vrouw Mathilde fietst hij over Poperinge. Enkele dagen later komen ze uitgeput aan in het Franse stadje Toulouse. Het gezin krijgt er onderdak en probeert er tijdelijk een stabiel leven op te bouwen. Willem heeft geluk en kan al snel weer aan de slag als kapper. Want vlakbij, in de Palais des Sports, vinden momenteel militaire trainingen plaats. En daar kunnen wel wat jonge mannen een coiffeur gebruiken. ‘Mijn vader knipte haren voor één frank per kapsel’, vertelt Jules, ‘en op het einde van de week had hij 1000 frank verdiend. Hij knipte dus op één week tijd de coup van 1000 mannen.’
Een jaar later
Als ook Frankrijk bezet is, ziet het gezin Callaerts zich genoodzaakt terug te keren naar België. Thuis aangekomen gaat Jules aan de slag als elektricien. Maar al snel wordt hem de impact van de Duitse bezetting duidelijk: ‘We verveelden ons vaak, dus spendeerden we uren met het heen en weer wandelen van de Antwerpsestraat. We telden er de Engelse vliegtuigen. Dat was een heel mooi zicht, iedereen stond dan naar boven te kijken en luidop mee te tellen’, lacht Jules. ‘Maar als er maar iemand riep: “De Duitsers zijn daar!” was de straat binnen de minuut leeg.’ Om de tijd te doden gaan ze ook al eens naar één van de zeven cinema’s die er in Lier zijn. Maar een avondklok zorgt ervoor dat je in Lier na 22.00 uur een speld kan horen vallen. ‘Als we al geld hadden om naar de cinema te gaan, dan konden we alleen in de namiddag gaan kijken. En de films die ze speelden waren uiteraard alleen in het Duits.’ Jules’ vrouw Simonne vult nog aan: ‘Ik weet nog goed dat vanaf het moment dat er terug Amerikaanse films mochten gespeeld worden, de mensen tot buiten stonden aan te schuiven.’
1943: ‘Naar Duitsland, hopelijk niet voor lang’
Willem, de vader van Jules, is in Lier actief in het verzet “De Witte Brigade”. Hij ontvangt geld door samen met zijn oudste zoon Emil, het bladje van het verzet “Recht en vrijheid” te verspreiden. In 43’ besluit hij, na maandenlang ondergedoken te leven bij de Zusters van Ursulinen Lier, terug thuis te komen. Maar niet iedereen heeft het even goed voor met Willem. Enkele collaborateurs verklikken hem. Rond 18.00 uur valt de Duitse Gestapo binnen bij het gezin Callaerts en arresteren ze hem. Jules broer is op dat moment gevlucht naar de buren, waar hij nog tot na de bevrijding ondergedoken leeft. Voor Willem vertrekt, overhandigt hij Jules nog stiekem 200 frank en fluistert hij hem toe: ‘Ge weet wat ge moet doen’, waarmee hij hoopt dat het geld goed terecht zal komen.
Af en toe ontvangen ze nieuws van Willem. De laatste brief schrijft hij vanuit Leuven, net voor ze hem op transport naar Duitsland zetten. Hij schrijft: ‘We vertrekken nu naar Duitsland, hopelijk niet voor te lang.’ Als Mathilde het briefje in haar handen krijgt, is het verfrommeld tot een propje. Hij moet het uit de trein hebben gegooid vlak voor het vertrek. ‘Dat was het laatste dat we van mijn vader hebben vernomen’, vertelt Jules. ‘We wisten niet wat er met hem zou gebeuren. Maar het vreselijkste was nog dat de mensen die daar verantwoordelijk voor waren, mensen waren die je goed kende. Dat waren uw buren of zelfs uw vrienden.’
1944: Dezelfde weg
Het einde van de oorlog nadert. Duitsland is aan de verliezende kan en de geallieerden maken opmars doorheen België. Al snel is ook Lier bevrijd. Jules is achttien jaar en neemt de trein naar Antwerpen om zich op te geven als oorlogsvrijwilliger. De leeftijdsgrens is net verlaagd en dus krijgt hij permissie om naar het front te vertrekken. ‘Het kwam ons ter horen dat ze oorlogsvrijwilligers zochten. Ik twijfelde geen seconde, want ik wou niets liever dan mijn vader terugvinden. Ik wou graag de weg afleggen die hij ook had afgelegd, in de hoop zo met hem herenigd te worden.’
In november gaat Jules binnen in Tervuren voor een militaire opleiding en drie weken later vertrekt hij naar het front. De oorlog was dan wel voorbij, Europa moest opnieuw gestabiliseerd worden. Ze trekken van Charleroi in België naar Witzenhausen in Duitsland. ‘Het grootste gevaar was toen al wel geweken hoor. Als we arriveerden in een nieuw dorp moesten we de straten beveiligen, zodat later de tanks daar zonder veel problemen konden passeren. We moesten bijvoorbeeld ondergedoken Duitsers krijgsgevangen nemen of bewaken. Maar toch namen we geen enkel risico: als we in een huis lawaai hoorden, dan gooiden we er meteen een handgranaat in. Zo ging dat toen.’
Jules trekt door verschillende dorpen en beleeft er naar eigen zeggen mooie tijden. ‘Ik had vlak daarna wel wat gemis naar die tijd. Nu zelfs nog af en toe. Dat komt omdat er toen echt wel wat afgelachen werd. ’ Een keer raken ze Jules wel bijna met een kogel: ‘maar die vloog net boven mijn hoofd, door mijn helm. Gelukkig had ik die toen op. Anders had ik dit misschien niet meer kunnen navertellen.’ Eens aangekomen in Witzenhausen zit hun taak er op. Jules mag naar huis, maar zijn missie om zijn vader terug te vinden is niet geslaagd. Willem lijkt spoorloos en het gezin Callaerts blijft onwetend achter.
Enkele maanden later
Mathilde, de mama van Jules, ontvangt eens overlijdensbrief van Willem. Hij was getransporteerd naar het concentratiekamp “Mittelbau-Dora”, een kamp dat Jules met zijn bataljon bezocht had. Hij werd als een politiek “Nacht und Nebel” gevangene vreselijk behandeld, maar is uiteindelijk gestorven door een bombardement op het nabije Nordhausen. ‘Ik heb het register van overlijden gezien toen we daar waren, maar mijn vaders naam stond er niet tussen. Het duurde namelijk zo lang voor we van iets wisten, omdat zijn naam verkeerd geschreven was en hij dus eigenlijk niet bestond. Achteraf gezien heb ik hem dan toch gevonden en ik ben blij dat ik dat heb kunnen doen. Want niet alleen heeft me dat geholpen alles te verwerken, ik heb er ook kameraden gemaakt voor het leven.’
© Harte Van Eynde, Clara Braeckman, Marlies Machielsen & Dorien Ceulemans